Het begrip Vicarie...
Voor menigeen is het begrip “vicarie” iets onduidelijks. Daarom in deze inleiding een korte toelichting op de historie van de Stichting Vicarieën Elburg.
In de Middeleeuwen vervulde de kerk een centrale plaats in het leven van de burgers; hemel en hel hielden de mensen zeer bezig. Werkzaamheden moesten godvruchtig zijn om de kans op een verblijf in de hemel, na een zekere periode in het vagevuur te hebben doorgebracht, te vergroten.
Daarom lieten rijke mensen wel kerkjes bouwen, waarin o.a werd gebeden voor het zieleheil van de stichter van de kerk. Was je niet zo rijk, maar had je toch wel wat geld, dan bood de kerk de mogelijkheid om in het kerkgebouw een altaar te bouwen. Alleen een altaar bouwen was natuurlijk niet genoeg, want het moest ook een religieuze functie vervullen. Met toestemming van de bisschop wees de stichter van een altaar een hulppriester of vicaris aan die op zeer regelmatige tijdstippen missen moest lezen om te bidden voor de ziel van de stichter. Voor dit door de kerk verleende voorrecht, en om in het levensonderhoud van de vicaris te voorzien, gaf de stichter van de vicarie vaak een flink aantal eigendommen in de vorm van geld, goederen, landerijen, renten en tijnzen (een soort erfpacht), die werden overgedragen aan een geestelijke stichting waarvoor de vicaris dan verantwoordelijk was.
Na de Reformatie kregen de meeste vicarieën het karakter van een studiefonds, d.w.z. de opbrengsten uit het vermogen van de vicarie werden gebruikt om de studiekosten van de aanvragers te voldoen. Gedurende de eeuwen daarna was het het gemeentebestuur dat, mits door het Hof van Gelderland goedgekeurd, bepaalde aan welke vicaris het beschikbare geld ter beschikking werd gesteld.
Na de Franse tijd worden allerlei maatregelen en wetten die waren uitgevaardigd onder de loep genomen. Sommige verdwenen, weer andere werden kritisch bezien. Tot deze laatste categorie behoort kennelijk ook het beheer van de vicarieën. Niet langer was de provincie, de opvolger van het Hof van Gelderland, de instantie die de uiteindelijke beslissing nam over het voorstel van de gemeenteraad van Elburg om een bepaalde persoon tot vicaris te benoemen, maar dit recht kwam bij Koninklijk Besluit van 30 maart 1826 in handen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en ging later over naar het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen.
In 1974, onder de regering Den Uijl, wordt een wet van kracht waarbij de staat zich verplicht om zijn bemoeienissen met de vicarieën te beëindigen. Daarmee was aan de situatie, waarbij vanaf de Reformatie de staat zich een rol had toegeëigend bij de bevestiging van de aanwijzing van de begunstigden, het beheren van de goederen van de vicarie en het innen van de zogenaamde tertiën (het derde deel van de jaarlijkse inkomsten) een einde gekomen. Er moeten stichtingen komen die het beheer over de vicarieën op zich moeten nemen, onder eindverantwoordelijkheid van de gemeenteraad.
Het duurt hier nog even, maar op 10 december 1993 komt formeel, door een raadsbesluit van de Gemeente Elburg, de “Stichting Sint Jacobi of Lutteken Vicarie en Sint Jans Vicarie”, in het kort de “Stichting Vicarieën Elburg”, tot stand.